Het is zo’n dag. Ik moet er uit. Ik weet het even niet meer. Het lijkt zo donker vandaag.
Ik loop het dorp uit. Vervolg over achttien kavels mijn pad. En daar opeens is het alsof iemand mij stil houdt. Alsof mijn zoon naast me komt staan. ‘Stop’ zegt de stem in mijn hart. ‘Kijk’ zegt de stem weer. ‘Wat zie je, vertel me wat je ziet. Vertel het me hardop’. Het voelt zo echt. En voor ik het weet sta ik ergens aan de rand van een weiland tegen niemand hardop te vertellen dat ik in de verte de horizon zie. En het dorpje Aarlanderveen.
‘Wat zie je nog meer’ vraagt de stem. Ik noem op wat ik allemaal zie, huizen, bomen, een boerderij, een vogel. Én verder’ vraagt de stem weer. Wat bedoelt hij. Ik vertel toch wat ik zie. ‘Kijk met je hart’ zegt de stem. ‘Wat zie je als je je ogen sluit, wat zie je achter de horizon’. Ik vertel dat ik kan zien dat het landschap daar niet ophoudt maar door gaat. Ik kan zomaar zien wat er allemaal is, ook al kunnen mijn ogen het niet waarnemen. Mijn hart ziet het wel.
‘Dat’, zegt de stem, ’is kijken met je hart. Ook al kun je het met je ogen niet zien, het is er. Er is zoveel meer dan je kunt zien. Je kind is daar. Met je hart kun je hem zien. Vertrouw erop’.
Het lijkt alsof de zon opnieuw is gaan schijnen. Volledig verbouwereerd maar intens gelukkig en in vol licht loop ik terug naar huis. Met mijn zoon in mijn hart, nog dichterbij.